HOE DEN HAAG HEEL EVEN DE MEEST DUURZAME STAD VAN HET LAND LEEK TE WORDEN
De directe ligging aan de kust heeft Den Haag veel gebracht. Maar deze eeuw nog begint de Noordzee van karakter te veranderen. Uit de scenario’s van de klimaatwetenschap rijst een grimmig beeld van een zee die zich onaangenaam opdringt aan stranden, havens en boulevards van de stad. Wat doet zo’n scenario met de lokale politiek? Spoelen de waarschuwingen van de wetenschap over de drempels van het stadhuis? Stuwt de dreiging van de oceaan het klimaatbeleid op in een stad aan zee? Een reconstructie.
Het is 7 augustus 1991. De notaris zet een handtekening onder de oprichtingsakte van het Haags Milieucentrum. De signalen dat het – toen al – verkeerd kan gaan met het klimaat, stapelen zich langzaam op. Het hooggelegen meetstation op een afgelegen vulkaan op Hawaï geeft die maand aan dat het CO2-gehalte in de atmosfeer 353 ppm (‘parts per million’) bedraagt. Ter vergelijking: in de warmste periode tussen de ijstijden – toen de zee minstens zes meter hoger stond – kwam dat getal niet boven de 290 ppm uit.
Een jaar eerder heeft het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zijn eerste rapport uitgebracht, met daarin de waarschuwing dat een ongebreidelde uitstoot van broeikasgassen niet zonder gevolgen kan blijven. In dat jaar plaatsen Nederlandse glaciologen moderne meetstations op Groenland
en Antarctica; zij zagen bijna overal in de wereld berggletsjers smelten en wilden graag weten hoe de grootste ijsvlaktes op aarde zich houden onder de opwarming.
De founding father van het Haags Milieucentrum is Frans van der Steen, die er alles aan wil doen om het bewustzijn voor duurzaamheid in de stad te vergroten. In die eerste jaren viel dat niet mee, vertelt Van der Steen nu. “Het onderwerp leefde niet. Er was amper aandacht voor duurzaamheid, klimaat en milieu in de gemeentepolitiek. Dat is heel langzaam op gang gekomen, stapje voor stapje, omdat wij het voortdurend onder de aandacht brachten. We pakten eerst het laaghangend fruit, de dingen die makkelijk te doen zijn.” Lachend: “Ik weet nog dat we met folders naar de bouwmarkten gingen met tips hoe mensen hun huis konden verduurzamen.”
Politiek beïnvloeden
Het Haags Milieucentrum stak veel energie in projecten in de stad. In het Repaircafé werd kapotte apparatuur gerepareerd. Met ‘Steen-breek’ konden betonnen tegels uit de tuin ingeruild worden voor planten – een actie die in Den Haag nog steeds zeer succesvol is. Er werden warmtescans gemaakt van gevels om bewoners de noodzaak te laten zien van isolatie van hun woning. Van der Steen: “Ik denk dat we tachtig procent van onze tijd bezig waren met dit soort projecten. De overige twintig procent probeerden we actief de politiek te beïnvloeden. We spraken in bij de gemeenteraad, lobbyden bij politieke partijen, deden voorstellen, gaven advies. Daarmee hebben we véél meer bereikt dan met al die projecten in de stad.”
De meeste politici hebben niet het besef dat klimaat en milieu zich wezenlijk onderscheiden
Van der Steen werd in het stadhuis nog wel eens als ‘rupsje nooitgenoeg’ neergezet. Zelf wijt hij dat aan onwetendheid. “De meeste politici hebben niet het besef dat klimaat en milieu zich wezenlijk onderscheiden. Als er iets niet goed gaat in het onderwijs, bij veiligheid of in de woningbouw, dan maak je beleid om dat probleem binnen een aantal jaar op te lossen. Maar bij milieu en klimaat werkt dat niet zo. Een soort die uitsterft, komt nooit meer terug. CO2 valt niet of nauwelijks uit de atmosfeer te halen. Klimaatzaken zijn meestal onomkeerbaar. Daar moet je heel ander beleid op maken, veel op investeren, over een lange periode. Daar moet je je nek voor durven uitsteken. Dat gebeurt nog steeds niet.”
In de boeien
Op 10 mei 2005 registreert het meetstation op Hawaï een CO2-gehalte van 382 ppm – een stijging van 29 ppm in veertien jaar tijd. En 11.775 kilometer verderop, op de hoek van de Lutherse Burgwal en de Prinsegracht in Den Haag, houden Frans van der Steen en raadslid Joris Wijsmuller van de Haagse Stadspartij op dat moment een flyeractie om aandacht te vragen voor ‘de smerigste straat’ van Nederland. De politie slaat de demonstranten in de boeien, omdat ze weigeren zich te legitimeren.
Wijsmuller noemt dit incident als illustratie van het toenmalige milieubeleid van de gemeente Den Haag. “Milieu was wel onderwerp van discussie, maar het ging dan meestal om de vervuilende aspecten van het verkeer, of de vraag hoe we met groen in de stad moesten omgaan. Meer was het niet.” Wijsmuller is al vanaf 1998 raadslid en heeft zich al die jaren sterk gemaakt voor duurzaamheid, en tussen 2014 en 2018 ook als ‘zeer groene’ wethouder. “Pas onder wethouder Peter Smit begon het ergens op te lijken. Die gaf daar voor het eerst smoel aan door milieu en duurzaamheid aan elkaar te verbinden. Hij heeft de binnenstad autoluw weten te maken. Wat mij betreft was Smit de eerste wethouder die het predicaat ‘groen’ verdient.”
Scoren
Peter Smit moet hartelijk lachen om de woorden van Wijsmuller. “Als ik eerlijk ben, was ik in die eerste collegeperiode helemaal niet ideologisch gedreven. Duurzaamheid, dat was nou niet iets waar we bij de VVD als eerste voor uitrukten. Maar GroenLinks wel, en die zat met ons in het college. Als wethouder milieu moest ik daar dus wat mee. Als iets in een coalitieafspraak staat, dan zeg ik: geen gezeur, dan gaan we het gewoon doen. Ik moest ook wel, want de fractie van GroenLinks was aan het jagen. Die wilde echt scoren op dit dossier.”
Er was nóg een reden om in actie te komen. Smit: “De bewoners van de Veerkades hadden een rechtszaak aangespannen over de luchtkwaliteit, en gewonnen. Er lag dus een rechterlijke uitspraak, net als in het stikstofdossier, dus daar moet je dan mee aan de slag. Vooraf waren de economische rapporten niet zo bemoedigend. Maar de economische voordelen bleken enorm. De kwaliteit van de binnenstad is zoveel beter geworden. Particuliere bedrijven hebben honderden miljoenen geïnvesteerd. Ongekend! En dat mede dankzij een rechterlijke uitspraak over luchtkwaliteit!”
Windmolenpark
Door de inbreng van GroenLinks zet Peter Smit de eerste stap om de gemeentelijke organisatie klimaatneutraal te maken, komen er subsidies op isolatie en zonnepanelen, en krijgt de HTM bussen die op groen gas rijden. Smit heeft ook een wapenfeit op zijn naam. “In die tijd had de gemeente nog weleens geld over. Vaak verdampt dat in ‘snoepje hier, snoepje daar,’ en dat wilde ik voorkomen. Dus kwam ik met het idee om tien miljoen te investeren in een windmolenpark in zee, net over de grens van België. In het college vielen ze bijna van hun stoel! Maar ik zei: jongens, gun mij dit in vredesnaam. Ik heb dit nodig voor onze vrienden van GroenLinks. Bovendien: het is een geweldige truc. Want wat is er nou mooier dan Belgisch geld naar Den Haag halen? Uiteindelijk hebben ze allemaal ingestemd. En het rendeert nog steeds.”
De windmolens dienden ook als compensatie voor de CO2-uitstoot van de gemeente, herinnert toenmalig fractievoorzitter van Groen-Links Heleen Weening zich nog. “Ik vond het eigenlijk niet zo’n goed idee. Ik wilde liever geen molens ver weg op zee. Ik vond het zinvoller om zichtbare dingen in de stad te doen, zodat bewoners geïnspireerd raken, zelf iets gaan doen.” Die wens ging even later in vervulling. Met brede steun van de raad kwam er op voorstel van Weening een milieuprojectenpot om duurzame initiatieven in de stad te ondersteunen. In deze periode heeft de stad door de inbreng van GroenLinks een belangrijke eerste stap gezet in milieubeleid, vindt Weening. “Ik denk ook dat het krachtig was, omdat een VVD-wethouder dat heeft gedaan. Als die basis was gelegd door GroenLinks of een andere partij, dan was het een stuk ingewikkelder geworden. Nu was het meteen vanuit de VVD gedragen.”
Aardwarmte
Als de wereldleiders op 12 december 2015 na jarenlang moeizaam onderhandelen in Parijs tot een klimaatakkoord zijn gekomen, staat de ‘teller’ van het observatorium op Hawaï op een spectaculaire 401 ppm CO2. In de laatste miljoen jaar is dit broeikasgas nooit eerder met zo’n hoge snelheid en hoeveelheid in de atmosfeer terechtgekomen. Ook in de Haagse politiek lijkt wat veranderd. In 2010 boort Den Haag als eerste gemeente in Nederland ruim twee kilometer diep naar aardwarmte met het plan om duizenden woningen te verwarmen. In dat jaar verovert de Partij voor de Dieren (PvdD) een zetel in de Haagse gemeenteraad.
Er waren wel allerlei initiatieven, blikt Tweede Kamerlid Christine Teunissen van de PvdD terug op haar tijd in het stadhuis. “Maar een consistent milieubeleid met harde doelstellingen ontbrak nog steeds. Wij wilden bijvoorbeeld betere prestatieafspraken met de woningcorporaties om woningen te verduurzamen, en controle erop. Dat is nou typisch een regierol die je als gemeente kan pakken. Als je de ambitie hebt om klimaatneutraal te zijn, en je weet hoeveel woningen er zijn, dan kan je er naar toewerken. Die regie én die betere prestatieafspraken zijn er nog steeds niet.”
Het klimaat is niet van links of van rechts, maar heeft een overstijgend belang
Het klimaatakkoord van Parijs was – indirect – een keerpunt, analyseert Teunissen. “De politiek was vrij passief. Men was geneigd te wachten om straks aan te sluiten op de restwarmte uit Rotterdam. Dat is op allerlei manieren een heel slecht idee. Je houdt de fossiele industrie in stand, je zadelt bewoners op met een monopolist en een hoge rekening, je moet bijstoken om voldoende warmte te kunnen leveren. Het gebrek aan kennis was groot, het gevoel voor urgentie ontbrak. Niemand dacht na over andere manieren om woningen van het gas af te halen. Dus toen zijn we met een groepje raadsleden bij elkaar gaan zitten. We spraken af: het klimaat is niet van links of van rechts, maar heeft een overstijgend belang. Laten we samenwerken om het klimaat op de agenda te krijgen en de kennis daarover te vergroten.”
Enorme impuls
Deskundigen kwamen naar het stadhuis om college te geven over de restwarmte uit Rotterdam, alternatieve technieken om woningen te verwarmen, het belang van isolatie. De nieuw ingeslagen weg wierp vruchten af. Steeds meer partijen begonnen aan te schuiven, zag Joeri Oudshoorn, toen nog raadslid van de Haagse Stadspartij, nu actief als statenlid Zuid-Holland voor de Partij voor de Dieren. “Iedereen had daarin zijn eigen afwegingen. De VVD werd ook tegenstander van restwarmte uit Rotterdam. De VVD begreep dat het een enorme impuls aan de lokale economie zou geven, als Den Haag vooroploopt in verduurzaming, als de stad zou kiezen voor kleinschalige, innovatieve oplossingen.”
Oudshoorn bezit een bijna encyclopedische kennis als het gaat om innovatieve technieken voor de verwarming van woningen. De opslag van warmte in de grond is een van zijn favorieten. “Een mooie metafoor is die van de overgang van de jager-verzamelaar naar de landbouweconomie. Nu jagen we over de hele wereld naar olie- en gasvelden, en op het moment dat het op is, trekken we weer door. De echt duurzame oplossing zit hem in de transitie naar een landbouwmaatschappij, waarin je de warmteoverschotten in de zomer opslaat in de grond, om die op koude dagen in de winter weer te oogsten. Het zijn technieken die allang bestaan, volledig duurzaam zijn en gewoon toegepast kunnen worden.”
Den Haag is eigenlijk de allermakkelijkste plek in Nederland om klimaatneutraal te worden, gaat Oudshoorn verder. “De geothermie ligt voor het oprapen, we hebben hier door de ligging aan de kust de meeste uren zon, en milde winters. We hebben veel mogelijkheden om warmte in de grond op te slaan en er is nauwelijks industrie, dus daarin ook weinig opgave. De vraag is alleen: hoe organiseer je het? In 2013 werd een backcastingstudie voor een klimaatneutraal Den Haag in 2040 gemaakt. Je zet een punt in de toekomst en redeneert terug om te weten wat je in welke periode moet doen om je doel te halen.”
Goede sfeer, maar…
In juni 2017 mag de uitkomst van de Mauna Loa Observatory gerust onthutsend genoemd worden. Anderhalf jaar na het klimaatakkoord van Parijs blijkt de uitstoot van CO2 met een gehalte van 408 ppm sneller gegroeid dan ooit. Op de dertiende van deze maand zetten acht politieke partijen hun handtekening onder het Haags Klimaatpact, waarin de ambitie is vastgelegd om de stad al in 2030 klimaatneutraal te krijgen. Vijf partijen sloten daarna nog aan. Alleen de PVV en Groep de Mos tekenden niet. Teunissen kon haar geluk niet op. “De sfeer was zó ongelooflijk goed, zó op groen. Er lag een goed plan waar iedereen het over eens was. Soms niet over de stapjes, maar wel over de grote lijnen. Heel belangrijk was dat driehonderd organisaties, bedrijven en instellingen uit de stad het pact ondertekenden. Vrijwel alle partijen hadden de ambities uit het Klimaatpact zelfs opgenomen in hun verkiezingsprogramma. Wij hadden echt zoiets: nú gaat het gebeuren!”
Het liep anders. Bij de verkiezingen van 21 maart 2018 werd Hart voor Den Haag/Groep de Mos de grootste partij. Alle ‘groene’ raadsleden uit de commissie leefomgeving kwamen niet terug in de gemeenteraad – met uitzondering van Arjan Kapteijns van GroenLinks.
Joeri Oudshoorn: “Bij de onderhandelingen voor het nieuwe college was er nauwelijks kennis van zaken over het klimaatpact aan tafel. Het coalitieakkoord was teleurstellend. De nieuwe wethouder (Liesbeth van Tongeren, MK) kende de gedachten achter het klimaatpact niet en heeft zelfs geen backcasting voor 2030 laten uitvoeren.” Joris Wijsmuller: “In mijn overdacht aan de nieuwe wethouder had ik aangedrongen op die extra backcasting. Dat zou namelijk de aanzet zijn geweest tot het opwekken van lokale warmte. Dat nieuwe college wou daar kennelijk niet aan, en koos toch voor die fossiele warmte uit Rotterdam. Een hele andere koers.” Teunissen: “We waren heel erg teleurgesteld. Het nieuwe college had toch ook ineens besloten de aandelen van Eneco te verkopen. Het jaarlijkse dividend van Eneco was voor de gemeentekas altijd de grote inkomstenbron om klimaatuitgaven te doen. We waren zó dichtbij. De steun in de politiek en in de stad was énorm. En dat ben je dan allemaal in één klap kwijt. Heel tragisch.”
Dit artikel is het derde achtergrondverhaal uit een serie over Den Haag en het klimaat, dat op 12 december 2019 verscheen in de weekkrant Den Haag Centraal. Voor deze publicatie heb ik de tekst waar nodig geactualiseerd en aangepast.
Illustratie: Nicolas Journoud.
Naschrift
Na de verkiezingsuitslag van 2018 heeft Den Haag lange tijd geworsteld met het klimaatbeleid. Het nieuwe stadsbestuur koos niet voor kleinschalige projecten, maar voor een meer traditionele route, met een monopolist die energie levert; ondanks fel verzet van de Haagse gemeenteraad zou een deel van de stad verwarmd moeten worden met fossiele restwarmte uit Rotterdam: een groot, kostbaar, complex en risicovol project waar ook andere gemeenten op aansluiten. De aanleg van het buizenstelsel vanuit Rotterdam (Warmtelinq) wordt dit jaar aangelegd, maar het stadsbestuur heeft de ambities onlangs flink moeten temperen; de financiële risico’s voor een forse uitbreiding van het warmtenet in de stad blijken te groot. Daar komt bij dat de landelijke overheid maar blijft treuzelen over de broodnodige nieuwe warmtewet. Ook een andere pijler onder het klimaatbeleid – Den Haag zou de hoofdstad van de aardwarmte worden – is voorlopig van de baan.
Een aanzienlijk deel van de stad is niet geschikt voor grootschalige stadsverwarming, besefte wethouder Van Tongeren in 2018, en dus koos zij ervoor om elf voorbeeldwijken aan te wijzen, waar bewoners samen met de gemeente naar oplossingen zouden zoeken om van het gas af te gaan. In geen van de wijken heeft dat geleid tot een succesvolle uitvoering. De grootste golf van energietransitie kwam uiteindelijk uit de stad zelf, toen de prijs van het aardgas vorig jaar omhoog schoot en veel bewoners in razend tempo hun huizen gingen isoleren, zonnepanelen op het dak legden, en een warmtepomp lieten installeren. Na de verkiezingen van 2022 is het huidige college door de nasleep van de rechtszaak tegen Richard de Mos vorig jaar pas van start gegaan. Met GroenLinks en de Partij voor de Dieren in het nieuwe college heeft het klimaatbeleid weer nieuw elan gekregen; komend voorjaar wordt een Haags klimaatakkoord verwacht.